Zwarte koffie – 2

Dit was het vijfde jaar van de broodjeszaak. Thom had officieel geen ondernemersbloed. Zijn ouders werkten voor de overheid, net als de rest van zijn familie. Bij hem had het altijd gekriebeld. Of hij een franchise op kon zetten wist hij niet, maar hij probeerde het. Zijn ouders leenden hem geld en hij stak al zijn eigen spaargeld erin.

Hij had het. Dat ongrijpbare dat ondernemers moeten hebben om te slagen, dat zat in hem. Misschien was het omdat hij het niet zag als een broodjeszaak maar als een manier om mensen iets anders te bieden. Gemak. Een plek om anderen te ontmoeten.

Het meisje met de krullen en de jongen met het kroeshaar waren zijn derde succes. Het eerste stel was een ouder koppel. De man kwam altijd op maandagochtend zijn krant lezen met een broodje van het seniormenu. De vrouw kwam voor de koffie, al wist Thom dat die aan de overkant van de straat beter was. Hij gaf zelf weinig om koffie.

Het tweede stel was lastiger. Twee jongens, de jongste schatte hij op achttien jaar. De steelse blikken die ze steeds op elkaar wierpen gingen drie maanden over en weer tot Thom ingreep.

Hij deed het steeds op dezelfde manier. Niemand had ooit een vervolgvraag gesteld. ‘Speciale reiniging’ werkte altijd. Mensen waren bang voor dingen die ze niet begrepen, zoals chemicaliën in schoonmaakmiddelen. Dat alles wat Thomas gebruikte biologisch afbreekbaar was hoefde niemand te weten.

Ze kwamen soms nog terug. Het oudere stel zat nu samen in de verste hoek van de zaak. De twee jongens kwamen ook een paar keer samen naar de broodjeszaak, maar Thom vermoedde dat ze daarna andere plekken hadden om af te spreken. Het maakte hem ook niet uit. Zijn doel was bereikt. Hij begreep wel dat sommige mensen vooral kwamen om die ander te zien. Om moed te verzamelen die ander aan te spreken. Maar zodra ze die drempel over waren, hadden ze zelden reden om terug te komen.

Het nieuwste stel zou misschien nog een keer een broodje komen halen, maar ze eigenlijk kwamen ze niet hier voor hun BLT. Thom nam in gedachten alvast afscheid van hen. Het begon te kriebelen voor een nieuwe uitdaging.

Tot zijn verrassing waren ze er de volgende dag, een half uur na de spitsdrukte. Zij losse krullen, blozende wangen. Hij met een grijns van oor tot oor. Ze zette haar koffie neer op tafel, waar hij alvast aan ging zitten.

‘Twee BLT,’ zei ze aan de toonbank, en lachte naar Thom.

Thom grijnsde. Een geluk dat ze hem deelgenoot maakten van wat er opbloeide. Zijn handen vonden intussen alle ingrediënten en even later zaten de broodjes in de oven.

‘Weet je wat je echt eens zou moeten doen?’

Thom keek verstoord naar haar op. Bij sommige vaste bezoekers kon hij alles verwachten. De ene keer veel gespreksstof, de andere keer minder. Andere bezoekers waren voorspelbaar. Zij was voorspelbaar. Hij werd door deze vraag compleet van zijn stuk gebracht.

Ze lachte. ‘Je hoeft er niet van te schrikken. Ik wilde je alleen de koffie aan de overkant aanbevelen.’

Thom hervond zichzelf en glimlachte. ‘Dank je voor de tip.’

Ze hield aan. ‘Echt. Ik voel me schuldig dat ik elke keer mijn eigen koffie meeneem. Misschien snap je waarom als je er eens een bakje komt proeven.’

‘Je hoeft je niet schuldig te voelen.’ Thom wuifde het weg. ‘Ik geef niet veel om koffie. Dat ik het zelf serveer, is meer voor de vorm.’

Haar blik gleed naar de kroeshaarjongen. Die haalde zijn schouders op. Ze keek weer naar Thom.

‘Ik neem een keer een koffie voor je mee,’ zei ze. ‘Als je er dan nog niets om geeft, zal ik je er niet meer mee lastigvallen.’

Thom glimlachte naar haar en knikte. Ze betaalde voor de broodjes en Thom staarde naar het stel, zonder echt te zien wat ze deden. In gedachten herhaalde hij het net gevoerde gesprek. Hij was er trots op dat hij terugkoppeling van klanten altijd ter harte nam. Toch had hij geen idee wat ze van hem wilde. Moest hij betere koffie serveren? Of voelde ze zich echt schuldig dat ze met eten van een andere tent in zijn zaak zat? Misschien bedoelde ze het als grapje? Het maalde in zijn hoofd, maar hij kwam er niet uit.

Maar de volgende dag was ze terug met drie koffiebekers. Thom wist voor wie de derde was. Hij moest zijn dankbaarheid spelen toen hij de koffie kreeg. Hij had er altijd moeite mee iets aan te nemen wat hij niet wilde. Kon hij de koffie straks stiekem ergens wegspoelen?

Met tegenzin opende hij het plastic deksel van de beker en keek naar de inhoud. Een sterke geur drong zijn neusgaten binnen. Het rook altijd lekker. Dat vond hij vroeger ook bij zijn ouders thuis. Elke zaterdag en zondag begon de dag met de geur van verse koffie. Maar elke keer verbaasde het hem hoe bitter de koffie smaakte en zwoor hij het af.

Thom klemde zijn kaken op elkaar. Hij probeerde niet in te ademen terwijl hij een slok nam. De warme vloeistof gleed door zijn keel en hij kneep zijn ogen dicht. De bitterheid overviel hem nauwelijks. De onverwachte warmte en een lichtzoete bijsmaak een seconde later wel. Verrast opende hij zijn ogen. Hij keek het meisje recht aan. Ze lachte naar hem.

‘Ik zei het toch?’

Thom nam nog een slok. De bitterheid verdween niet, maar versterkte de zoete en sterke smaak die hij niet kon thuisbrengen. Wat hij op zijn tong proefde verwarmde zijn hele mond.

Hij dronk de hele beker leeg. Het ging niet snel, maar hij had er ook geen haast mee. Het meisje kwam nog even bij de toonbank staan.

‘Als je toe bent aan meer, kun je vragen naar de Colombiaanse bonenkoffie.’

Ze vertrok, opnieuw hand in hand met de jongen. Thom staarde hen na en keek toen naar de lege koffiebeker. Het was maar koffie. Maar ze had hem nieuwsgierig gemaakt.

Lees verder:

1 – 2 – 3